rusthuis

Uit WikiWoordenboek
rusthuis Nazarth

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rust·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rusthuis rusthuizen
verkleinwoord rusthuisje rusthuisjes

Zelfstandig naamwoord

het rusthuiso [1]

  1. een instelling waar ouderen tijdelijk of definitief wonen omdat ze verzorging of verpleging nodig hebben die in de oorspronkelijke woonsituatie niet kan worden geboden
    • De politie heeft het bejaardentehuis kamer voor kamer uitgekamd op zoek naar de dader en eventuele andere slachtoffers. De zoektocht breidde zich gedurende nacht steeds verder uit naar het gebied rondom het rusthuis. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Bas Tooms 25 november 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be