rival
Uiterlijk
- Geluid: rival (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɹaɪvəl/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
rival | rivals |
rival
- rivaal, concurrent
- (figuurlijk) iets of iemand die haast even goed is
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to rival |
he/she/it | rivals |
verleden tijd | rivaled |
voltooid deelwoord |
rivaled |
onvoltooid deelwoord |
rivaling |
gebiedende wijs | rival |
rival
- overgankelijk (kunnen) wedijveren met
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord | |
mannelijk | rival | le rival | rivaux | les rivaux |
vrouwelijk | rivale | la rivale | rivales | les rivales |
rival m
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Figuurlijk in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans