rijdt auto

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijdt au·to
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
autorijden

rijdt auto

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van autorijden
    • Jij rijdt auto. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van autorijden
    • Hij rijdt auto. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van autorijden
    • Rijdt auto! 


Gangbaarheid