revival

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·vi·val
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘herleving’ voor het eerst aangetroffen in 1843 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord revival revivals
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

revival v/m [3]

  1. (religie) het herleven van een ingeslapen godsdienstig besef
    • De Pentecost Revival Church komt op zondagen bijeen in kerkgebouw de Kandelaar in de Bijlmer. Op een druilerige winterdag wordt de thermostaat naar tropische hoogte gedraaid. Het is een Ghanese pinkstergemeente, maar trekt ook bezoekers uit andere, voornamelijk West-Afrikaanse landen en enkele Surinamers. Bij binnenkomst in het gebouw is er een marktje met Ghanese lekkernijen. In de zaal waar de dienst wordt gehouden, is een half uur voor aanvang al live muziek en prevelen mensen hun gebeden door elkaar, de ogen gesloten, de handen omhoog. Op de stoelen liggen tamboerijnen. [4] 
  2. opnieuw in de mode komen van iets dat al uit de mode geraakt was
    • De jurken bleven evenwel populair, en maakten enkele jaren geleden nog een revival dankzij Kim Kardashian en de protagonisten in de televisieserie Gossip Girl. [5] 
    • De gedroomde comeback komt er nu, de camera moet voor een revival op de markt gaan zorgen. Polaroids zijn weer hip, gaaf en stoer. "Vooral jongeren ontdekken analoge technologie", vertelt hoofd planning Dick Lemmens. [6] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen