resultar
Uiterlijk
- re·sul·tar
resultar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
resultar |
resultaba |
resultado |
volledig |
- onovergankelijk blijken, uitvallen
- voortvloeien uit, volgen uit
- resulteren in, opleveren
resultar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
resultar |
resultaba |
resultado |
volledig |