reservetank

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ser·ve·tank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reservetank reservetanks
verkleinwoord reservetankje reservetankjes

Zelfstandig naamwoord

de reservetankm

  1. vat waarin brandstof zit die men kan gebruiken als de hoofdtank (per ongeluk) leeg is geraakt
     Een reservetank moet altijd vol zijn.[2]
     De brandstofpomp van de auto was kapot. De monteur had daarom van een handbediende hogedrukspuit een handpomp gemaakt met een reservetank. De brandstof liep via een slang door het portierraampje naar de motor. Zijn vrouw moest continu pompen zodat hij kon blijven rijden.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 april 2022 Weblink bron “Automonteur onwel door huisvlijt” (21-02-2013), NOS