repetent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pe·tent
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord repetent repetenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de repetentm [2]

  1. docent die studenten voorbereid op een examen, of de student zelf die zich voorbereid op een examen
  2. (muziek) muziekstuk dat bestaat uit zich herhalende delen
    • Op het ogenblik wordt in Amsterdam het International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA) gehouden. Hierin wordt ook die documentaire vertoond over Canto Ostinato, dat wonderlijk repetente, vloeiende, meeslepende muziekstuk. [3] 
  3. (wiskunde) steeds terugkerende decimaal of decimalen bij een repeterende breuk
    • Barbé noemde maandagavond Terneuzense werklozen 'weinig gemotiveerd' om een baan te zoeken. Toen Piscaer daarop reageerde noemde Barbé hem 'nul komma nul repetent'.Barbé heeft gisteren de manier waarop hij zich uitdrukte over langdurig werklozen 'ongelukkig' genoemd. Hij blijft echter achter de inhoud van zijn opmerking staan. [4] 
    • In de bespreking van het boek 'The Mystery of Numbers' in het boekenbijvoegsel van 28 augustus beweert Dirk van Delft dat 'in de Mahabharata veelvouden van 33 verbonden (worden) met goden, tot 33.333 aan toe'. Nu is 33.333: 33 gelijk aan 1010.09 repetent. Als dit zou voldoen aan de definitie van veelvoud, dan is elk getal een veelvoud van elk ander getal dat kleiner is. [5] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Marjoleine de Vos 25 november 2011
  4. Volkskrant 21 april 1994,
  5. NRC A. Jonker Amsterdam 4 september 1993
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be