repelar
Uiterlijk
- re·pe·lar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
repelar |
repelaba |
repelado |
volledig |
repelar
- uittrekken, uitrukken, (van haren)
- laten galopperen
- afgrazen
- afsnijden, afknippen, verminderen
- kaalknippen
- repelar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española