reisapotheek
Uiterlijk
- Geluid: reisapotheek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrɛisapoˌtek / (4 lettergrepen)
- reis·apo·theek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reisapotheek | reisapotheken |
verkleinwoord | reisapotheekje | reisapotheekjes |
de reisapotheek v
- handzame verpakking van een verzameling geneesmiddelen die je tijdens een tocht misschien nodig zou kunnen hebben
- ▸ Leg een klein reisapotheekje aan. Even het noorden kwijt over wat je allemaal mee moet nemen? Vraag dan raad bij je apotheker.[2]
- ▸ De dag van de terugvlucht kwam naderbij maar zijn klachten werden niet minder. In mijn reisapotheek had ik een middel dat ik voorgeschreven heb gekregen van mijn internist voor soortgelijk ongemak.[3]
- ▸ Van alles wat is er te vinden op de kunst- en antiekveiling 20 september bij Glerum: etnografica, aziatica, juwelen, zilver, porselein, aardewerk, glas, klokken, meubelen en `varia', waaronder 19de-eeuwse mahoniehouten reisapotheken, een `likeurkelder' en een lief bronzen ezeltje.[4]
-
1. Een reisapotheek uit de 19e eeuw.
- Het woord reisapotheek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Sanne Van Britsom“Ziek worden op vakantie? Neem je voorzorgen” (19 juli 2016) op libelle.be
- ↑ Weblink bron Cécile Bakker-Philippens“kwesties@nrc.nl : Ziekemannenseizoen” (25 oktober 2008) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “En verder” (16 september 2004) op nrc.nl