rechtschapenheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • recht·scha·pen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rechtschapenheid rechtschapenheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rechtschapenheidv

  1. het zijn zoals met eigenlijk zou moeten zijn; het zijn van een goed mens als karaktereigenschap
     Almachtige God! Hoor ons gebed: sterk met Uw macht onze allervroomste soevereine heer, tsaar Alexander Pavlovitsj; gedenk aan zijn rechtschapenheid en lankmoedigheid, beloon hem naar zijn rechtvaardigheid en laat hem ons, Uw geliefde Israël, bewaren.[2]
     Opvoeding gaat om de ziel van het kind. Opvoeders staan kinderen bij om hun begeerten niet te gehoorzamen door hun trouw, zelfbeheersing, gematigdheid, rechtschapenheid te leren.[3]
  2. zaken die horen bij het zijn van een goed mens
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron
    B. J. Spruyt
    “Opvoeding gaat om de ziel van het kind” (1 december 2012), Reformatorisch Dagblad