røslig

Uit WikiWoordenboek


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • røs·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord hrǿsniligr (= grootsprakerig, opschepperig, pocherig) met het achtervoegsel -lig.
Naar frequentie > 50000

Bijvoeglijk naamwoord

røslig

  1. flink, fors, statig, stevig
    «En røslig okse kan fort koste 40 000 kroner.»
    Een stevige bul kan snel 40.000 Noorse kronen kosten.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud røslig røsligere røsligst
o enkelvoud røslig
meervoud røslige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
røslige røsligere røsligste
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • en røslig kar
een stevige kerel
Anagrammen


Nynorsk

Bijvoeglijk naamwoord

røslig

  1. verouderde spelling of vorm van røsleg tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van røslig