pudding

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pud·ding
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels. In de betekenis van ‘dessert van stijf geworden vla’ voor het eerst aangetroffen in 1842 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pudding puddingen
verkleinwoord puddinkje puddinkjes

Zelfstandig naamwoord

pudding m

  1. (voeding) nagerecht, vaak zoet, koud en op basis van melk
    • De pudding kwam niet goed uit zijn vorm. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • In elkaar zakken als [een] pudding
Alle fundament, geloofwaardigheid, onderbouwing e.d. verliezen; (van personen) uitgeput neervallen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Middelengelse poding; verdere herkomst onzeker. Misschien te herleiden tot het Franse boudin, of anders van de West-Germaanse wortel *pud-, "zwellen".[1] [2]
enkelvoud meervoud
pudding puddings

Zelfstandig naamwoord

pudding

  1. (voeding) pudding; nagerecht, vaak zoet, koud en op basis van melk

Verwijzingen

  1. pudding op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 oktober 2021 Weblink bron “pudding (n.) in: Online Etymology Dictionary” op etymonline.com


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

pudding

  1. (voeding) pudding; nagerecht, vaak zoet, koud en op basis van melk


Veluws

Zelfstandig naamwoord

pudding

  1. (voeding) pudding; nagerecht, vaak zoet, koud en op basis van melk