profliga

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prof·li·ga
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord profliga profliga's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de profligav / m

  1. (sport) vereniging van sportclubs met betaalde spelers
    • De 'apengeluiden' die Nice-aanvaller Mario Balotelli vrijdag in de uitwedstrijd tegen Bastia vanaf de tribunes begeleidden, zullen worden onderzocht. De disciplinaire commissie van de Franse profliga LFP gaat de tv-beelden bestuderen, waardoor de club uit Corsica mogelijk een straf boven het hoofd hangt. [1] 
    • De profliga heeft de 27-jarige Dominicaan geschorst wegens onbehoorlijk gedrag. Familia, die vorig seizoen als 'closer' veel wedstrijden redde voor de Mets, heeft de straf geaccepteerd. [2] 

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen