proef voor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • proef voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorproeven

proef (…) voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorproeven
    • Ik proef voor. 
  2. gebiedende wijs van voorproeven
    • Proef voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorproeven
    • Proef je voor? 

Gangbaarheid