Naar inhoud springen

privaat

Uit WikiWoordenboek
  • pri·vaat
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘particulier’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'prīvātus' (afgezonderd) met het achtervoegsel -aat
enkelvoud meervoud
naamwoord privaat privaten
verkleinwoord privaatje privaatjes

hetprivaato

  1. (sanitair) toilet [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen privaatprivaterprivaatst
verbogen privateprivatereprivaatste
partitief privaatsprivaters-

privaat

  1. particulier [2]
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]