prediking
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·di·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van prediken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prediking | predikingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de prediking v
- (religie) het prediken
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord prediking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prediking" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be