pourrir
Uiterlijk
pourrir
- verrotten, rot worden
- (figuurlijk) wegrotten, wegkwijnen
- overgankelijk (figuurlijk) (spreektaal) verknoeien, verknallen
- «On a pourri la mission.»
- We hebben de opdracht verknald. [1]
- «On a pourri la mission.»
- overgankelijk (spreektaal) iemand voor rotte vis uitmaken, beledigen