polynoom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·ly·noom
Woordherkomst en -opbouw
  • met het voorvoegsel poly- en met het achtervoegsel -noom (pseudo-Griekse samenstelling)
enkelvoud meervoud
naamwoord polynoom polynomen
verkleinwoord polynoompje polynoompjes

Zelfstandig naamwoord

de polynoomm

  1. (wiskunde) veelterm
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen polynoom polynomer meest polynoom
verbogen polynome polynomere meest polynome

Bijvoeglijk naamwoord

polynoom

  1. (wiskunde) veeltermig, polynomiaal
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be