polsstokspringen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pols·stok·sprin·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
polsstokspringen


onvolledig

Werkwoord

polsstokspringen

  1. (sport) het met een lange stok springen over een hooggelegen lat springen
    • Twee atleten waren aan het polsstokspringen om te oefenen voor de wedstrijd. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be