plusouder
Uiterlijk
- plus·ou·der
- samenstelling van plus zn en ouder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plusouder | plusouders |
verkleinwoord |
de plusouder m
- volwassene die de zorg van de kinderen van zijn of haar nieuwe partner op zich neemt
- Het woord plusouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.