plenty

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plen·ty
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘in overvloed’ voor het eerst aangetroffen in 1887 [1]
  • van Engels plenty [2][3]

Onbepaald voornaamwoord

plenty

  1. meer dan genoeg, in overvloed

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudfranse plentet.

Bijvoeglijk naamwoord

plenty

  1. genoeg
    «We had plenty of time.»
    Wij hadden genoeg tijd.
  2. veel
Overerving en ontlening