plantenspuit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

plantenspuit
Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·ten·spuit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plantenspuit plantenspuiten
verkleinwoord plantenspuitje plantenspuitjes

Zelfstandig naamwoord

de plantenspuitv / m

  1. (huishouden) (tuinieren) een spuit die een waternevel maakt waarmee men planten water kan geven
     Catharina borstelde Imkes haar tot het glanzend en op één lengte op haar rug lag. De punten maakte ze nat met de plantenspuit. 'Wat heb je toch mooi haar, Imke.'Ze legde de borstel op de keukentafel.[1]
     "Ik dacht, hoe kan ik een paddenstoel op een andere manier vastleggen? Ik wilde de lat hoog leggen. Vaak halen fotografen de trukendoos uit de kast. Met een plantenspuit worden er waterdruppeltjes op gespoten en met lampjes speciale lichteffecten gecreëerd. Ik had die lampjes ook bij me. Maar toen ontdekte ik gaandeweg de esthetiek van die paddenstoelen. Er zijn zoveel soorten die bijzonder zijn."[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron “Vliegenzwammen in tuin in Hoenderloo halen National Geographic” (24-11-2020), NOS