plagiaat
Uiterlijk
- pla·gi·aat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘letterdieverij’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- afgeleid van plagiëren met het achtervoegsel -aat [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | plagiaat | plagiaten |
| verkleinwoord | - | - |
- het overnemen van andermans werk en dat laten doorgaan voor eigen werk
- Het woord plagiaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plagiaat" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "plagiaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plagiaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Achtervoegsel -aat in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %