pietlut
Uiterlijk
- piet·lut
- In de betekenis van ‘kleingeestig mens’ voor het eerst aangetroffen in 1892 [1]
- Afgeleid van de Overijsselse spotnaam Piet Lut.
- samenstelling van Piet en lut [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pietlut | pietlutten |
verkleinwoord | pietlutje | pietlutjes |
de pietlut m
- iemand die overmatige aandacht voor onbeduidende details heeft
- Alleen die pietlut zou daar zo'n probleem van maken.
1.
- Het woord pietlut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pietlut" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "pietlut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pietlut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ http://www.dbnl.org/tekst/_taa006189201_01/_taa006189201_01_0016.php
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be