pietluttig

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • piet·lut·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pietluttig pietluttiger pietluttigst
verbogen pietluttige pietluttigere pietluttigste
partitief pietluttigs pietluttigers -

Bijvoeglijk naamwoord

pietluttig

  1. (als) van een pietlut
    • Een pietluttige houding. 
  2. klein, onbetekenend, onbenullig
    • Een pietluttig stukje land. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be