personeelsgebrek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·so·neels·ge·brek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord personeelsgebrek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het personeelsgebreko

  1. te weinig personeel hebben
     De oorzaak van het probleem ligt waarschijnlijk niet bij de NICU's zelf, zegt kinderarts Károly Illy. Het onderliggende probleem is personeelstekort bij andere afdelingen. "De intensive care-units zijn soms vol omdat een deel van de baby's daar eigenlijk moet worden verplaatst naar een high care- of medium care-couveuseafdeling in andere ziekenhuizen. Maar dat lukt regelmatig niet. Die zijn allemaal vol of kampen met personeelsgebrek. Landelijk is er een tekort aan gespecialiseerde kinderverpleegkundigen."[2]
     Wolf is verder niet bezorgd over mogelijk personeelsgebrek bij de paspoortcontrole. Twee jaar geleden besloot het kabinet dat er 200 marechaussees bij moesten komen voor de grensbewaking. Daarvan is nu zo'n twee derde binnen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Yfke Nijland
    “Zorgen om volle intensive care pasgeboren baby’s: maandag spoedoverleg” (Vrijdag 28 juni 2019, 15:34), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Maatregelen Schiphol om megarijen tijdens zomerdrukte te voorkomen” (Vrijdag 5 juli 2019, 12:49), NOS