perron
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- per·ron
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘platform in station’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1871 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | perron | perrons |
verkleinwoord | perronnetje | perronnetjes |
Zelfstandig naamwoord
perron o
- (spoorwegen) een hoge, lange zijstoep of verhoogde vrije stoep aan een station om in en uit te stappen
- In Nederlandse stations hebben ze sinds januari 2004 rookpalen op de perrons.
- ▸ De perrons zijn verlaten, in de hal zitten de reizigers op gepaste afstand van elkaar op de wachtbanken, die anders vol zijn. Deze hele week is het al rustiger dan normaal, maar deze vrijdag is het echt opvallend stil, zegt een NS-medewerker. Toch nemen ook nog aanzienlijk wat mensen wél de trein.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een hoge, lange zijstoep of verhoogde vrije stoep aan een station om in en uit te stappen
Gangbaarheid
- Het woord perron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "perron" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "perron" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron
Charlotte Huisman“Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be