pedicure

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

pedicure aan het werk
Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·di·cu·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voetverzorger’ voor het eerst aangetroffen in 1873 [1]
  • samenstelling van het Latijnse pes en curare [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pedicure pedicuren
pedicures
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pedicurev / m [3]

  1. voetverzorging
  2. (beroep) iemand die voor zijn beroep voeten verzorgt
    • Afgaand op het gedrag van mijn buurman zou ik een derde theorie willen opwerpen: de hond heeft de mens gedomesticeerd tot huismens. Ergens in de verre mist van de oertijd heeft een groepje slimme wolven de mens zo ver gekregen dat hij voor hen is gaan jagen, koken en afwassen. Door de eeuwen heen zijn daar andere taken bijgekomen. De mens houdt nu ook de hond gezelschap op zijn wandeltocht, ruimt zijn ontlasting op, brengt hem naar de dierenarts voor vaccinaties en de kapper voor de nieuwste coupe en een pedicure. Dat mijn buurman zijn hond nu op een geheel verzorgde vakantie stuurt in een auto met chauffeur, is de volgende stap in de evolutie van de mens tot beste vriend van de hond. [4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
  • manicure : verzorging van de handen, handverzorger

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen