patrouille

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·trouil·le
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verkenning’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord patrouille patrouilles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de patrouillev / m

  1. (militair) een groep militairen die samen op pad is
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen