pasteuriseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pasteuriseren
pasteuriseerde
gepasteuriseerd
zwak -d volledig
Woordafbreking
  • pas·teu·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem, van Frans  pasteuriser ww  met het achtervoegsel -eren, op te vatten als afgeleid van de 19e-eeuwse Franse biolooog Pasteur op Wikipedia (nl) met het achtervoegsel -iseren, in de betekenis van ‘door verhitting bacterievrij maken’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1] [2] [3]

Werkwoord

pasteuriseren

  1. (voeding) voedsel kort verhitten om schadelijke bacteriën te doden
    Toegepast in de voedselindustrie op bederfelijke producten om die langer houdbaar te maken zonder schade aan de smaak en structuur
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen