parkeerder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: parkeerder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- par·keer·der
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van parkeren met het achtervoegsel -der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parkeerder | parkeerders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de parkeerder m
- (persoon) iemand die zijn auto ergens parkeert
- De N-VA eiste vrijdag dat het stadsbestuur alle hogere parkeertarieven ‘onmiddellijk’ intrekt. ‘Op straat en in de garages’, zegt lijsttrekker Elke Sleurs. De parkeergarages en -meters registreerden in april 50.000 parkeerders minder dan in 2016. ‘Mensen blijven weg omdat parkeren te duur is’, zegt Sleurs. [1]
- Tijdsoverschrijding kan worden voorkomen als de parkeerder zich digitaal meldt. Maar digitaal parkeergeld betalen is geen optie voor Duitse automobilisten. Mobiel betalen staat in Duitsland nog in de kinderschoenen. [2]
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord parkeerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.