pandeïsme
Uiterlijk
- pan·de·is·me
- Komt van het Griekse πάν (pan), wat "alles" betekent en van het Latijnse deus, wat "God" betekent.
- afgeleid van deïsme met het voorvoegsel pan-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pandeïsme | - |
verkleinwoord | - | - |
het pandeïsme o
- de theologische positie dat de god het heelal is geworden, dat nu alles is in diepste wezen goddelijk is; het goddelijke is immanent en alomvattend; universum, natuur en god zijn hierin hetzelfde, maar deze bovennatuurlijke actors daarna geen invloed meer uitoefenden op deze schepping
1. een theologische positie
- Het woord 'pandeïsme' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.