ovipositor

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ovipositor    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌoviˈpositɔr / (5 lettergrepen)

Woordafbreking

• ovi·po·si·tor

Woordherkomst en -opbouw

• van modern Latijn samenstelling van  ovum zn "ei"  en  positor zn "plaatser" 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ovipositor	ovipositoren ovipositors
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de ovipositor m

1. (dierkunde) buisvormig orgaan waarmee dieren als insecten en vissen hun eitjes op de gewenste plek afzetten

   • Het leggen van de eitjes geschiedt door de koninginnen, die daartoe zijn uitgerust met een legbuis. De wetenschappelijke naam van dit apparaat, dat zich aan het achterlijf bevindt, luidt ovipositor. Deze naam geeft de functie ervan eigenlijk veel mooier aan, omdat met dit apparaat het eitje inderdaad in een bepaalde positie kan worden aangebracht. Zo deponeert de bijenkoningin het eitje met de ovipositor precies midden op de bodem van een cel van de raat. 
   • De paring is de overdracht van de rijpe eieren van het vrouwtje via de ovipositor in de broedbuidel van het mannetje. 

• 
  1. De ovipositor van een grottensprinkhaan.
• 1. Een sluipwesp gebruikt haar ovipositor om eitjes in bladluizen te leggen.

Synoniemen

• legbuis

Hyponiemen

• legboor

Gangbaarheid

• Het woord 'ovipositor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ovipositor" herkend door:

10 %	van de Nederlanders;
13 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.