overerfbaarheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·erf·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overerfbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de overerfbaarheidv

  1. (juridisch) het vermogen van iets (bijv. een bezit of een titel) om als erfenis over te gaan naar een volgende generatie
  2. (biologie) van een eigenschap dat deze genetisch kan worden overgedragen naar een volgende generatie

Gangbaarheid

Meer informatie