oudste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oud·ste

Bijvoeglijk naamwoord

oudste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van oud
     Met mijn 43 jaar was ik duidelijk de oudste van het stel, de rest leek ergens tussen de twintig en vijfentwintig.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord oudste oudsten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de oudstev / m

  1. het kind dat als eerste in een gezin met meerdere kinderen is geboren, eerstgeborene, eersteling [3]
    • Ik was de oudste thuis. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be