opslagkamer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  opslagkamer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• op·slag·ka·mer

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  opslag zn  en  kamer zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	opslagkamer	opslagkamers
verkleinwoord	opslagkamertje	opslagkamertjes

Zelfstandig naamwoord

de opslagkamer v / m

1. kamer waar men voorraden kan opbergen

   ▸ De politie doorzocht daarop het pand in Hilversum vanwaar de verdachten eerder waren vertrokken. Daar vonden de agenten in een opslagkamer 485 kilo gedroogde henneptoppen en hasj.

   ▸ De woorden van Jacob leidden tot nog meer frustratie bij Jennie. Briesend: ,,Je hebt er zo’n rotzooi van gemaakt Jacob, en dat is zonde, dat is niet nodig.” De aanvallende woorden van Jennie schoten bij Jacob in het verkeerde keelgat. Hij beet van zich af en maakte Jennie duidelijk dat het gewoon een opslagkamer was, die de dames zelf niet hebben opgeruimd. ,,Ik heb jou met alle liefde mijn opslagkamer gegeven, dat je hier kan slapen. Dat jullie die kamer niet schoongemaakt hebben...”, zei hij.

Synoniemen

• magazijn, voorraadkamer, berghok

Gangbaarheid

• Het woord 'opslagkamer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.