opmeting
Uiterlijk
- op·me·ting
- Naamwoord van handeling van opmeten met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opmeting | opmetingen |
verkleinwoord |
de opmeting v
- het bepalen van de precieze omvang van iets door het te meten
- Wanneer wij de hoogte van het bankje opmeten van het originele schilderij, dan blijkt deze 18 mm te zijn. Hieruit kunnen we afleiden, dat de schaalverkleining t.o.v. de werkelijkheid tussen de 22 en 25 ligt. De halve lengte van het symmetrische gevelgedeelte ter hoogte van de eerste verdieping blijkt na opmeting 155 mm breed te zijn en daarmee de totale gevelbreedte dus 310 mm. Na schaalvergroting naar de werkelijkheid van 22 en 25 zou het pand tussen de 680 en 775 cm breed zijn. Hiermee is – op basis van het precisieschilderwerk van Vermeer – de Vlamingstraat 42 (breed 628 cm) als locatie voor zijn schilderij dus vrijwel uitgesloten. [2]
- Volgens De la Porte gaan de makelaars tegenwoordig nog een stapje verder door een voorwaarde in het koopcontract op te nemen waarin staat dat ze niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor afwijkingen van de opmeting. ,,En dat gaat lijnrecht tegen alle afspraken in. [3]
- Het woord opmeting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opmeting" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC R.W.L. BollenHenri Sarolea 25 november 2015 Delftse locatie klopt niet
- ↑ Tubantia Navin Bhagwat 29-09-17 'Luie makelaars misleiden kopers met verkeerde maten woningen'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be