opleidingstype

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·lei·dings·ty·pe
enkelvoud meervoud
naamwoord opleidingstype opleidingstypen
opleidingstypes
verkleinwoord - -
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het opleidingstypeo

  1. geheel van de scholen of vormen van onderwijs die bepaalde kenmerken delen, ook gebruikt als aanduiding van het geheel van die kenmerken
     Wie deze jongeren zijn, wordt alleen niet goed duidelijk in Pakken en Piercings. Onderverdeling naar leeftijd, achtergrond of opleidingstype blijft grotendeels achterwege.[1]
     Als de economie in een dal terechtkomt zal ruim eenderde deel van de schoolverlaters voor wie nu een gunstig perspectief op de arbeidsmarkt wordt voorzien, het risico van een forse verslechtering van de arbeidsmarktsituatie lopen. Het betreft hier vooral schoolverlaters van vele technische en in mindere mate economische opleidingstypen die het meeste risico lopen, zoals o.a. mbo bouw, mbo installatietechniek, hbo bouwkunde, hbo civiele techniek en wo civiele techniek, hbo commerciële economie en wo bedrijfskunde.[2]
      De geringe indruk die ekologische argumenten op de meeste politici maken, schrijft Ghysels toe aan de hiaten in hun opleiding. De huidige lichting is gerekruteerd uit menswetenschappelijke, ekonomische en rechtskundige studierichtingen. Opleidingstypes dus waarin geen plaats is voor natuurwetenschappen, zo konkludeert Ghysels.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2022 Weblink bron
    Eppo König
    “Jongeren komen van Venus” (27 juni 2007) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2022 Weblink bron
    Marcella Breedeveld
    “Hoogopgeleide niet in de gevarenzone” (31 augustus 2002) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2022 Weblink bron
    Patrick Boes
    Van Noord en Zuid : Overleven: ook daarin hebben wij een kulturele achterstand (22 februari 1980), De Morgen in: Neerlandia., jrg. 84 nr. 2 (april 1980), Jan De Graeve, Gent / Geert Groothoff, Den Haag, p. 56