opkoteren
Uiterlijk
- op·ko·te·ren
opkoteren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opkoteren |
koterde op |
opgekoterd |
zwak -d | volledig |
- iemand doen ontwaken
- oprakelen van een vuur
- Het woord opkoteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opkoteren" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ opkoteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 24 %
- Prevalentie Vlaanderen 62 %