opkamer
Uiterlijk
- op·ka·mer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opkamer | opkamers |
verkleinwoord | opkamertje | opkamertjes |
- (bouwkunde) een kamer die wat hoger is gelegen dan de andere vertrekken op dezelfde verdieping
- Een bijzondere vondst deden werklieden van bouwbedrijf Maarkel Bouw BV bij de restauratie van de boerderij op erve De Worse, aan de Worsinkweg in Markelo. Bij het slopen van de vloer boven de voormalige opkamer, achter het plafond, kregen zij onverwachts een ‘groet’ uit het verleden. [2]
- In de opkamer van het J.W. Racerhuis aan de historische Marktstraat staat Hans Krakers even stil. Zijn gedachten dwalen af naar de achttiende eeuw. „Dit”, zegt de oud-voorzitter van de Stichting J.W. Racerhuis, „is de werkkamer geweest van Jan Willem Racer. Hier zat hij, met uitzicht op de tuin en hier werkte hij, waarschijnlijk vaak bij kaarslicht.” [3]
- Het thee- en cadeauwinkeltje is gebouwd in de vroegere opkamer, een hoger gelegen kamer boven de kelder waar vaak de kinderen sliepen. "Eerst hoorde het kamertje bij het horeca gedeelte. Er stond een tafeltje met twee stoelen," zegt Krabbe. [4]
- Het woord opkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opkamer" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 09-09-15 'Groet' uit de oorlog van schilder Kienhuis tijdens opknappen boerderij in Markelo
- ↑ Tubantia 18-04-11 Beeld voor erkende patriot in Twente
- ↑ Tubantia 14-01-13 Het kleinste winkeltje van Twente
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be