onderpui

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

onderpui
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·pui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderpui onderpuien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onderpuiv / m

  1. (bouwkunde) gevel van de benedenverdieping
     Het voormalige koopmanshuis (naast ijssalon Salute) is grotendeels vernieuwd. Daardoor is beneden een prima winkelruimte ontstaan, vertelt architect Jacco Baars. Met daarboven drie appartementen. De onderpui is uitgevoerd in natuursteen. Voor de gevel boven is gekozen voor gemêleerde baksteen.[2]
     "Voorheen waren hier woonhuizen. Toen er winkels kwamen is vaak de onderpui gesloopt en vervangen door zoveel mogelijk glas." Een volledig glazen gevel ontwerpen lag voor Maas dus voor de hand.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Marco van den Berg
    “‘Lastig’ winkelpand in hartje Zwolle helemaal vernieuwd” (28-05-2019), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Pim Brasser
    “Pand met glazen gevel onthuld in P.C. Hooftstraat” (19 april 2016), Het Parool
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be