onbedachtzaamheid
Uiterlijk
- on·be·dacht·zaam·heid
- afleiding van onbedachtzaam met het achtervoegsel -heid [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onbedachtzaamheid | onbedachtzaamheden |
verkleinwoord |
de onbedachtzaamheid v
- de mate waarin men niet goed oplet
- ▸ Eén tel van onbedachtzaamheid kan maken dat men eeuwig schreit.' De nacht van de val bracht meer verschrikking dan het gehele voorgaande beleg, ging Crusio door.[2]
- de keer dat men niet goed oplet
- ▸ Volgens het hof was de man onvoorzichtig, maar betekende dat niet automatisch dat hij schuldig was aan de brand. "Niet elke onvoorzichtigheid of onbedachtzaamheid leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid", stond in het vonnis van het hof.[3]
- Het woord onbedachtzaamheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ onbedachtzaamheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Gewassen vlees” (2014), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021436173
- ↑ Weblink bron “Geld voor verdachte Schipholbrand” (25-02-2014), NOS