onoplettendheid
Uiterlijk
- on·op·let·tend·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onoplettendheid | onoplettendheden |
verkleinwoord |
de onoplettendheid v
- het niet opletten
- Een momentje van onoplettendheid.
- Het woord onoplettendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.