Naar inhoud springen

omzomen

Uit WikiWoordenboek

(klemtoonhomogram)

  • om·zo·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omzomen
omzoomde
omzoomd
zwak -d volledig

omzómen

  1. overgankelijk iets omgeven als ware het een zoom
    • Prachtige bomen omzoomden het fraaie grasveld. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omzomen
zoomde om
omgezoomd
zwak -d volledig

ómzomen

  1. (kleding) van een andere zoom voorzien
93 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[3]