omnisport
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·ni·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omnisport | omnisporten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) (sport) multifunctioneel, overdekt sportcomplex
- ▸ Bondscoach Hugo Haak blikt tevreden terug op de afgelopen acht maanden, ook zonder wedstrijden. "Gelukkig hebben we in Omnisport (de trainingsbaan, red.) goede voorzieningen om de tijd door te komen", zegt Haak.[1]
- ▸ "Als je corona krijgt, dan houdt het op", verklaart Bos de bubbel. "Want de wedstrijd gaat gewoon door." Ze zitten in een hotel aan de rand van Apeldoorn en trainen in het nabijgelegen Omnisport. "We gaan met onze eigen auto van het hotel naar de hal en dan trainen we los van de grote groep", legt Van 't Hoenderdaal uit.[2]
- ▸ Ondanks de aangescherpte coronamaatregelen gaan de Nederlandse kampioenschappen indooratletiek in het Omnisport van Apeldoorn door. Dat heeft de Atletiekunie met instemming van de lokale autoriteiten besloten.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord omnisport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Een jaar lang geen wedstrijd, maar baanrenners zijn 'gedrevener dan ooit'” (02-12-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “Nederlandse baanwielrenners in bubbel op weg naar belangrijke bike-off” (15-01-2021), NOS
- ↑ Weblink bron “In afgeslankte vorm gaan de NK indooratletiek in Apeldoorn door” (12-01-2021), NOS
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel omni- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal