sporthal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sport·hal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport en hal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sporthal | sporthallen |
verkleinwoord | sporthalletje | sporthalletjes |
Zelfstandig naamwoord
- Zeer grote verdekte sportaccommodatie bijvoorbeeld voor tennis.
- In Nederland waren er in 2000 ongeveer 2210 overdekte accommodaties. Daarvan waren er 500 sportzalen en 900 sporthallen.
Gangbaarheid
- Het woord sporthal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sporthal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be