Naar inhoud springen

obstakel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ob·sta·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hinderpaal’ voor het eerst aangetroffen in 1512 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord obstakel obstakels
verkleinwoord obstakeltje obstakeltjes

Zelfstandig naamwoord

obstakel o

  1. is in het algemeen iets dat de voortgang van iets anders belemmert
    • Doelbewuste obstakels of hindernissen kunnen bijvoorbeeld zijn een muur, hek, heg, sloot of paal. 
    • School, stelde hij, is het grootste obstakel om te leren [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen