obstakel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ob·sta·kel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hinderpaal’ voor het eerst aangetroffen in 1512 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | obstakel | obstakels |
verkleinwoord | obstakeltje | obstakeltjes |
Zelfstandig naamwoord
obstakel o
- iets dat de voortgang van iets anders belemmert
- Doelbewuste obstakels of hindernissen kunnen bijvoorbeeld zijn een muur, hek, heg, sloot of paal.
- School, stelde hij, is het grootste obstakel om te leren [2]
- ▸ Het was alsof ik bij een onverwacht obstakel minder snel ging lopen of ik stopte zelfs helemaal totdat er iemand anders op het pad langskwam.[3]
- ▸ Je zult vast obstakels tegenkomen of het eng vinden om daadwerkelijk alleen op reis te gaan, maar dit is met tijd en planning te voorkomen.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord obstakel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "obstakel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "obstakel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.parool.nl
- ↑ 3,0 3,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be