nose
Uiterlijk
- Geluid: nose (VS) (hulp, bestand)
- Geluid: nose (VK) (hulp, bestand)
- Geluid: nose (Londen) (hulp, bestand)
- erfwoord van Angelsaksisch nosu. Verder te herleiden tot Indo-Europees *néh₂s-/*nh₂es-.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
nose | noses |
nose
- (anatomie) neus, reukorgaan
- (metonymisch) geur, reuk
- opening
- (informeel), (beroep) (ordehandhaving) stille [1], vermomde politieagent
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to nose |
he/she/it | noses |
verleden tijd | nosed |
voltooid deelwoord |
nosed |
onvoltooid deelwoord |
nosing |
gebiedende wijs | nose |
nose
- onovergankelijk snuffelen
- onovergankelijk zich een weg banen
- overgankelijk besnuffelen
- IPA: /nɔsɛ/
- no·se
nose
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Erfwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Anatomie in het Engels
- Metonymisch in het Engels
- Informeel in het Engels
- Beroep in het Engels
- Ordehandhaving in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Tsjechisch