norsky
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /nɔrskɪ/
Woordafbreking
- nor·sky
Woordherkomst en -opbouw
Bijwoord
norsky
- (demoniem) Noors; met betrekking tot het land Noorwegen
- (demoniem) (op z'n) Noors; met betrekking tot het volk de Noren
- (taal) (in het) Noors; met betrekking tot de taal het Noors
Verbuiging
stellend | norsky |
---|---|
vergrotend | norštěji |
overtreffend | nejnorštěji |